De opa van Marja Verheijen, Martinus Hendriks, beter bekend als Blekken Tinus. Blekken is het met een speciaal mes eraf schrapen van de boombast.

Nu de bouw van de woningen op de plek van de voormalige fabriekspanden van Van Hout voltooid is, vond Heemkundekring Myllesheem het tijd om een expositie te wijden aan deze eens zo grote werkgever van Mill.

Deze tentoonstelling over de geschiedenis van dit florerende bedrijf is ingericht in de ontmoetingsruimte van de St. Willibrorduskerk in Mill en te bezichtigen op zaterdag en zondag 

7 en 8 september en op 14 en 15 september. De openingstijden zijn op zaterdag van 10.00 tot 17.00 uur en op zondag van 11.00 tot 17.00 uur.

Wie uit Mill of de omgeving ervan heeft er niet gewerkt bij dit houtverwerkingsbedrijf of kende iemand, die er werkzaam was? Iedereen had wel een oom, een broer, een vader of een opa, die elke ochtend in zijn donkerblauwe overall nog ruim voor de luide “toet” van Van Hout klonk richting het bedrijventerrein fietste. De stoomblaaspijp maakte zoveel herrie bij aanvang en beëindiging van de werkdag, dat ie soms in Haps te horen was, als de wind goed stond. Na de installatie van de sirene werd dat een stuk minder.

Sommige werknemers begonnen er al jong hun loopbaan en bleven tot aan hun pensioengerechtigde leeftijd. Later kwam er ook steeds meer vrouwelijk personeel in dienst. Zij waren allen in goede handen bij Van Hout, want het was een loyale werkgever en de werksfeer was er goed. En zoals iedereen, die langs fietste, de heerlijke houtgeur opsnoof, genoten ook zij van deze bijzondere reuk.

We schrijven rond 1900 en op dat moment is stoom de belangrijkste vorm van aandrijfkracht. Rond die tijd werden er in Mill een stoomzuivelfabriek en een stoombierbrouwerij opgericht.

In 1908 begon Gerard van Hout, Grad, een stoomklompenfabriek en in het begin werden er ruim 1000 paar klompen per week geproduceerd. Dit bedrijf was gevestigd aan de Groote Prins in het pand, dat later door Grossier Verbruggen overgenomen werd. In eerste instantie had de familie van Hout ook een botermijn in het pand gehuisvest. Een botermijn is een plaats waar boter geveild of te wel gemijnd wordt. 

In 1916 investeerde Van Hout in de bouw van een compleet nieuwe fabriek aan de Wanroijseweg, waar naast losse houtwol ook houtwolcement dakplaten werden gefabriceerd. Deze zogenaamde VeHa dakplaten zijn later ook toegepast in de bouw van de naoorlogse noodwoningen, die vooral dienden om verwoeste boerderijen te vervangen. Ook werden deze platen van Van Hout uit Mill toegepast in de bouw van ruim 500 noodwoningen in Groesbeek, waardoor ze bekend stonden als de “Millse woningen”.

De zaken gingen goed en in 1932 werden er wekelijks al 5000 paar klompen vervaardigd.

Een krantenbericht van 5 juni 1936 vertelt ons het volgende. “Te Mill is hedenmorgen tegen 7 uur brand uitgebroken in de klompenfabriek annex houtzagerij en houtwolfabriek van de Gebroeders van Hout. De fabriek brandde vrijwel geheel uit en de machinerieën liepen grote schade op. Dankzij het kranige werk van de brandweer kon zij voorkomen, dat het gehele complex een prooi der vlammen werd. De oorzaak van de brand is onbekend. De schade wordt door de verzekering gedekt.”

De productie van klompen maakte steeds meer plaats voor allerlei nieuwe producten. Fineer werd een groot onderdeel van het assortiment en had in diverse houtverwerkende industrieën veel toepassingsmogelijkheden, zoals in de meubelindustrie. 

In de omgeving van Mill werden bomen aangeplant om het bedrijf van het benodigde hout te voorzien. Deze boomstammen werden met een kar met één as en 2 grote wielen door paarden versleept en had de bijnaam Malle Jan. Ook werden er boomstammen via het Duits Lijntje met de trein vanuit Duitsland aangevoerd.

Lees volgende week in deel 2 hoe het Van Hout tijdens de Tweede Wereldoorlog en erna vergaat.

Myllesheem heet u van harte welkom op de expositie.

Bron: Myllesheem, BHIC. Bewerkt door Marja Verheijen.