Hoewel ik zeker ook kan genieten van een gastronomisch avontuur, ben ik toch echt meer het type van “Wat de boer niet kent, dat vreet ie niet”.
Meestal kies ik voor de veilige weg en dan prijkt er alweer een kipsaté met frites op mijn bord. Een enkele keer verkeerde ik echter in zodanig gezelschap, dat ik terecht kwam in het soort restaurant, waar de kipsaté zeer zeker niet op de menukaart voorkomt. En ik moet zeggen: ik ben dan altijd blij verrast en geniet met volle teugen van de diverse smaken en vooral van de kunstig opgemaakte borden. Het oog wil tenslotte ook wat.
Op basisschool ‘t Stekske was ik samen met een collega de coördinator van het Comeniusproject, een samenwerkingsverband met scholen in Finland, Wales, Polen en Spanje. Door de vele vriendschappelijke uitwisselingen van leerkrachten en ook leerlingen werden mijn man en ik zo’n 25 jaar geleden uitgenodigd voor een bruiloft in Newport, Wales. De volgende ochtend konden we het ontbijt zelf samenstellen aan de hand van een menukaart. Worstjes, roerei, bacon, gebakken champignons, witte bonen in tomatensaus enzovoort. De keuze was groot, maar mijn oog viel op “black pudding”. Ik ben altijd in voor een lekkere pudding. Keek ik even op mijn neus, toen mijn bord geserveerd werd en “black pudding” gebakken bloedworst bleek te zijn. Dit had ik van kind af aan al altijd geweigerd om te eten, omdat ik vroeger weleens gezien had, hoe dit gerecht gemaakt werd.
Soms denkt de boer dat ie weet, wat ie eet. Ruim 40 jaar geleden was ik met mijn vriendin Karin (niet te verwarren met ons Kaat, mijn zus) op een rondreis door Schotland. We liepen wat rond in een idyllisch dorpje en zagen allerlei lekkers liggen in de etalage van een schattig bakkertje. Zo’n lekkere appelflap uit de hand opeten, dat leek ons wel wat. Dus wij bestelden “two of those”. Watertandend namen wij eenmaal buiten de eerste hap van de appelflap, maar dit bleek tot onze grote afschuw een “kidneypie” te zijn, niertjes in bladerdeeg.
Met diezelfde vriendin was ik een jaar eerder op vakantie in Rimini, Italië. We studeerden nog, dus het budget voor de maaltijden was niet al te groot. Daar we een aantal dagen heel zuinig hadden gedaan, konden we ons één van de betere restaurants veroorloven. Niet wetende wat alle gerechten op de menukaart inhielden, kozen we datgene met de mooist klinkende naam,
Gamba’s à l’ Indiana. Na enig wachten kwam de ober aanrijden met een karretje met daarop een heet gestookt pannetje en allerlei flessen. Al snel ontdekten we, dat gamba’s dus garnalen zijn. Wisten wij veel! Seafood is niet bepaald mijn favoriet. Maar dat mocht de pret niet drukken, want er werd een hele show ten tonele gevoerd. De ober ging in de weer met zijn flessen alcoholische dranken (ook dat kregen wij pas laat in de gaten) en stookte het vuur op. Allerlei kruiden werden toegevoegd, met grootse gebaren werden de garnalen besprenkeld met de inhoud van de flessen, met een steekvlam van meer dan een halve meter tot gevolg. Het leek in al zijn facetten op een goochelact en wij lieten alle aandacht ons wel bevallen.
Nu lees ik op internet, dat voor het flamberen van gerechten sterk alcoholische dranken nodig zijn met een alcoholpercentage van 30 tot 40%. Geen wonder, dat ik destijds de hele nacht in bed heb liggen draaien alsof ik op de kermis was.
Zo zie je maar: soms is het voor de boer beter niet te eten wat ie niet kent.
Rest mij alleen nog de vraag: welk gerecht zou jij iemand beslist niet aanraden?
Marja Verheijen,