Criminaliteit in al zijn vormen is van alle tijden, komt voor in alle lagen van de bevolking en in alle regio’s van het land. Dus ook in Mill kennen we misdaden als inbraken, overvallen, oplichting en zelfs moord en doodslag.
We schrijven het jaar 1907. Om precies te zijn maandag 28 januari op de veemarkt van Mill. Na een dag hard werken sloten zoals gewoonlijk veel veehandelaren de avond af in de plaatselijke kroeg van Giezen. Zo ook varkenskoopman Peter Verbruggen, bijgenaamd Pet Schoen, die al eerder die avond kwaad was weggelopen uit een andere kroeg na een potje kaarten.
Omstreeks half 8 stapte de veldwachter van Mill, Johannes Maas de kroeg binnen. Johannes stond goed aangeschreven in het dorp vooral omdat ie zo plichtgetrouw was. Handelaar Verbruggen nam meteen een agressieve houding aan en beval de veldwachter hem naar huis te brengen. De trouwe diender bood hem aan om bij de dorpsherberg van Thijssen af te zetten, zodat Verbruggen al een eindje op weg naar huis was. Daar dronken ze samen nog een stevige borrel, waarna ze afspraken om maar eens op huis aan te gaan naar moeder de vrouw.
De vrouw van Johannes sloeg rond middernacht echter alarm, toen haar man nog steeds niet huiswaarts was gekeerd. Samen met enkele buurtbewoners en een nachtwacht zochten zij de omgeving af, maar helaas tevergeefs.
Pas tegen de ochtend kwam men tot de ontdekking, dat er iets verschrikkelijks was gebeurd. Even buiten het dorp, in de buurt van de Kerksche Brug vond men de pet en de cape van Johannes Maas. Men trof bloed aan en sporen van een worsteling, alsmede afdrukken van klompen. Na uren speuren ontdekte men het lichaam van de veldwachter in de beek en na de autopsie bleek, dat ie enkele malen met een hard voorwerp op het hoofd was geslagen. Rijksveldwachter H. van Dijk had de leiding over het verdere onderzoek, waarbij nog wel de stok van agent Maas werd gevonden, maar zijn revolver spoorloos bleef. Aan de hand van getuigenverklaringen werd al heel snel Peter Verbruggen als verdachte aangewezen, mede omdat iemand hem op die bewuste avond in de buurt van de plaats delict was tegengekomen.
Verbruggen werd al de eerste dag na het misdrijf gearresteerd, want de afdruk van de klompen kwam exact overeen met zijn schoeisel. Verder was er een zwart overhemd gevonden, dat eigendom was van Pet Schoen en had hij krabsporen in zijn gezicht. Hij ontkende elke vorm van betrokkenheid, maar die zelfde dag nog werd hij in hechtenis genomen in de gevangenis van ’s-Hertogenbosch. Na ruim een maand zijn onschuld volgehouden te hebben, legde hij op 3 maart een bekentenis af aan de officier van justitie. Op weg naar huis had Johannes Maas hem ervan beschuldigd, dat ie een deugniet zou zijn en niet goed voor zijn vrouw was. Daarbij zou hij enkele stokslagen van de veldwachter gekregen hebben en dit mondde uit in een gevecht, waarbij Maas zijn revolver trok. Verbruggen wist hem deze echter te ontfutselen en heeft hem een aantal malen met het pistool op het hoofd geslagen. Daarbij ging de revolver per ongeluk af en toen is Verbruggen met het wapen in de hand gevlucht en heeft het ergens weggegooid. Het moordwapen is ondanks een intensieve zoektocht nooit teruggevonden.
Op 16 april 1907 stond de 53-jarige Verbruggen terecht in een overvolle rechtbank, want de publieke belangstelling was groot. Hem werd zware mishandeling en doodslag ten laste gelegd.
De uitspraak was, dat Verbruggen slechts 4 jaar achter de tralies moest, maar in mei 1910, toen zijn gevangenisstraf er bijna op zat, overleed hij aan tuberculose. Maria, de weduwe van Johannes Maas, die slechts 44 jaar oud mocht worden, bleef met 8 kleine kinderen achter. Er werd een landelijke collecte voor het gezin gehouden, die 3340,79 gulden opbracht. Zelfs koningin Wilhelmina en Emma doneerden. Een van de zonen van Maria en Johannes was Tjeu Maas, die later in de Stationsstraat schoenenwinkel Germania oprichtte.
Bron: krantenartikel van Geurt Franzen en het boek “Moord op een diender” van J.A. Blaauw.
Geschreven door Marja Verheijen.