Nederlandse gesneuvelden R.K. Kerkhof Hoogstraat in Mill, nu de Acaciahof.

Een verslaggever van het Twentsch Dagblad "Tubantia" heeft een bezoek gebracht aan de Peel, waar – vooral rondom het plaatsje Mill – hevige gevechten zijn geleverd.

Onder meer bracht hij een bezoek aan het kerkhof en hij vertelt daarover als volgt:

"Gaat u eerst eens mee," zei de doodgraver van het plaatsje, "naar het kerkhof. Ik heb in heel mijn leven niet zooveel graven moeten delven." En hij toonde ons de plek waar op de R.K. begraafplaats, de laatste rustplaats is van de achttien Nederlandsche en vijf Duitsche soldaten, die hun jonge leven hebben gelaten voor het vaderland. Het grootste deel der gesneuvelde Duitschers is direct naar hun land gebracht; enkelen zijn echter – althans voorlopig – in Mill ter aarde besteld.

Ruw houten kruisen staan op hun laatste rustplaats; ze zijn gedekt met de helmen, welke ze droegen in de vuurlinie. De meeste helpen van de Nederlandsche soldaten zijn met kogels doorboord. Sommige kruisen dragen nog geen opschrift; op andere staan op het witte hout met poltoodschrift de naam, het regiment en het onderdeel vermeld en slechts op een enkele de woonplaats. Huzaar Kemper uit Deventer is op een der kruisen geschreven. De bevolking van Mill heeft op de graven van alle gevallen soldaten bloemen gelegd, een paar tulpen, als een laatsten groet van de bewoners van het zoo zwaar geteisterde plaatsje aan de jongens, die zoovele maanden in hun midden hebben vertoefd, die ze met gulle Brabantsche gastvrijheid direct in hun kring hadden opgenomen. Maar ook de gesneuvelde Duitschers zijn niet vergeten; tulpen liggen op de graven van hen, die zoo ver van de "Heimat" hun leven lieten.

Nog zes graven zijn versch gedolven op Mills kleine kerkhof. Daar liggen de eigen burgers, die in de buurtschap Meeren door bommen en geschutvuur zijn gedood.

In de stelling

Op luttele meters van het kerkhof begint het front van Mill. Daar staat al een stukgeschoten huis en rondom liggen de stellingen, die zich verder Noord- en Zuidwaarts in het land voortzetten. Her is verbitterd gevochten in de kazematten. "Achtung auf Landminen" vermeldt een opschrift want tal van mijnen zijn hier gelegd en een enkele schijnt ook tot explosie te zijn gekomen. Granaten hebben diepe trechters in den grond geslagen; hier is met alle hevigheid gevochten.

Een inwoner van Mill, die in den oorlog van 1914-1918 gemobiliseerd was en over veel kennis van zaken blijkt te bezitten, leidt ons door de verlaten stellingen. Wij kunnen hem met vertrouwen volgen, want hij blijkt uitstekend op de hoogte te zijn.

Deze stellingen, zegt hij, waren perfect in orde. De Duitschers, die hier kwamen, hebben verklaard, dat degene, onder wiens leiding ze gebouwd werden, een vakman was. Alleen had men te weinig menschen; met een grooter aantal mannen zou het een zeer zware dobber voor de tegenstanders zijn geworden.

Overal liggen nog de patroonhulzen en zelfs geladen projectielen van het veldgeschut. Een stuk anti-tandgeschut staat zelfs nog opgesteld. Een balk boven den ingang van deze hoofdzakelijk uit zand en palen opgetrokken stelling vertoont een paar oolijke soldatenkoppen. Daaronder staat "De zwervers". De mannen, die hier lagen, zijn er voor het grootste deel goed afgekomen. Zware uren hebben ze doorleefd, maar mede dank zij de goede inrichting van de versterking, hebben ze zich geruimen tijd kunnen handhaven. Mondvoorraad en munitie schijnt hier voldoende aanwezig te zijn geweest. Slaapplaatsen ontbreken zelfs niet en hier en daar vinden wij nog legersteden met stroo.

Verderop liggen kazematten, welke aan hevig geschutvuur blootgesteld zijn geweest. De groene kleur is er volkomen afgeschoten.

Bron: Algemeen Handelsblad (24 mei 1940)