In de eerste column, die ik in deze serie schreef, vertelde ik over het Boeddhabeeld, dat ik in het struikgewas tegenover ons in het bos op de Vilheide vond. Het beeld raakte mij meteen met zijn aanwezigheid en ik zag het als een verrijking van de rust, die het bos zelf al uitstraalt. Voor elke wandelaar had hij een andere betekenis.
De ene genoot gewoon van het mooie plaatje, vooral wanneer de zon het Boeddhabeeld met haar stralen door de boomkruinen heen in het juiste licht wist te zetten. De ander nam op de kruising van paadjes, waar de Boeddha stond even wat tijd voor zichzelf en dacht na over welk pad in te slaan. Zo was onze Bos Boeddha enkele weken lang onderwerp van gesprek, vertelden we anderen over de nieuwe bewoner van het bos en liepen we nog even een extra rondje om ons te verzekeren van zijn welzijn. En meermaals inspireerde het beeld ons tot het uitspreken van allerlei Oosterse wijsheden.
Op een dag was naar verwachting het beeld verdwenen. Zoals we ons regelmatig afvroegen hoe het beeld daar gekomen was, rees nu de vraag waar ie gebleven zou zijn.
Enkele weken later sprak iemand uit de buurt mij aan en ze vertelde, dat ze het verhaal over de Bos Boeddha had gelezen. Waarop ik zei: “Maar het beeld is verdwenen”. Hierbij veranderde plots haar gezichtsuitdrukking en glunderend zei ze: ”Het staat bij mij in de tuin!”. Ze begon voluit te vertellen, dat ze het beeld zo mooi vond, het graag wilde hebben, maar dat je een Boeddhabeeld moet krijgen en niet zelf mag kopen of pakken. Want dan brengt het alleen maar ongeluk. Dus haar kleinzoon hoefde niet lang na te denken om zelfs in zijn korte broek de doorns van de bramenstruiken te trotseren en het cadeau aan zijn oma te overhandigen. En zo belandde onze Bos Boeddha in een achtertuin heel dichtbij mijn woonhuis. Haar man was niet zo blij met het beeld, want het zag er nogal gehavend uit. Hij wilde het beeld in de vuilnisbak gooien, waarop ze zei: ”Niks ervan! Geluk gooi je toch zomaar niet weg!” en ze wreef het Boeddhabeeld nog eens extra over zijn bolle buik, waardoor ze zich nog meer kan verheugen op een lang en gelukkig leven met veel voorspoed en rijkdom. En ik gun het haar van harte, want het beeld is bij haar in goede handen.
Het toeval wil, dat terwijl ik dit verhaal zat te schrijven, ze een foto stuurde van het opgeknapte beeld. Dat was ook één van de redenen, dat ze het beeld graag wilde hebben: om te voorkomen, dat het door weer en wind nog meer beschadigd zou raken of ten prooi zou vallen aan jeugd, die wel eens in het bos rondstruint. Haar kleinzoon zei, dat het na de opknapbeurt nog meer geluk zou brengen. En warempel, een dag later raakte ik tijdens het uitlaten van ons hondje Kwiebus met iemand in gesprek, die vertelde, dat ie een keer tegen middernacht het beeld heel bewust die plek in het bos had gegeven, want een Boeddhabeeld gooi je toch niet zomaar weg.
Wat een geluk, dat ik nu antwoord heb op al mijn vragen.
Rest mij alleen nog de vraag: wie gun jij al het geluk van de wereld?
Marja Verheijen,