“The Love Letters” is een humoristische en onderhoudende film, waarin één van de actrices een uitspraak deed, die me altijd is bijgebleven. Na een kort fietstochtje zei ze: als ik de onbedwingbare behoefte om te gaan bewegen in me voel opkomen, dan ga ik erbij liggen en wacht ik totdat het voorbij is. Een mens naar mijn hart; ze zou mijn beste vriendin kunnen zijn.
Nou ben ik zeker niet lui, ik sjouw de hele dag, ik pak alles aan en ga slechts weinig werkzaamheden uit de weg. Toch is zomaar bewegen om het bewegen niet helemaal mijn ding. Ik ben ook nooit lid geweest van een sportclub en heb dit ook nooit als een gemis ervaren.
Nu denken daar sommige mensen anders over en soms ben ik in het verleden door fanatiekelingen daarop weleens aangesproken. Mijn weerwoord was dan altijd: Ik ben niet sportief, maar wel creatief, actief, communicatief, positief en ook nog eens best wel lief.
Aan de andere kant kan ik genieten van de schitterende sportieve prestaties van onze Nederlandse sporters en juich ik hen naar de overwinning toe, zoals bij de afgelopen Olympische Winterspelen. Vroeger als kind gingen we altijd met de hele familie in Beers naar de Vierdaagse van Nijmegen kijken. Wat een belevenis was dat! Heel lang ben ik niet geweest, want ik had er toch wel moeite mee om enige jaloezie te bedwingen bij het zien van deze drommen mensen, die met volharding zich zelf en anderen naar de eindstreep zongen. Wat een topprestatie! Ik troostte me zelf maar altijd, dat ik nu eenmaal niet geboren was met benen en voeten om zulke afstanden af te leggen. Ik heb echter ook nooit de innerlijke drijfveer gehad om te gaan trainen. Ik ben nou eenmaal geen loper, geen wandelaar. Ik geniet meer van werken met de handen dan met de voeten.
Ik ben wel een fietser, nou ja momenteel meer een recreatieve fietser en dan eigenlijk alleen ook nog met mooi weer. Ruim 45 jaar geleden fietste ik dagelijks door weer en wind naar het toenmalige Kruisherencollege in Uden. Niets hield me tegen, terwijl ik heel wat obstakels op mijn weg door het Oventje heb moeten trotseren. Een losgebroken paard, een koe op de weg, alsmede een heel groot varken en een tractor met gierton, waarvan door een hobbel in de weg de achterklep lossloeg en ik volledig onder kwam te zitten met datgene wat eigenlijk op het veld gesproeid had moeten worden.
Zo ben ik op mijn vijftiende met mijn vader van Mill naar Wassenaar gefietst, terwijl de rest van de familie met auto en caravan reisde om daar een vakantie op Duinrell door te brengen. ’s Nachts om 3 uur vertrokken we en ’s middags om 2 uur kwamen we na een tocht van ruim 120 kilometer met trillende knieën op de camping aan. Mijn vader was dol op karnemelk en had in een mand achter op de fiets een glazen fles meegenomen. Het was een hete dag en mede door het schudden van de fiets was het laatste beetje karnemelk boter geworden. Een fietstocht om nooit te vergeten en waar ik nog steeds dankbaar voor ben, dat ik die met mijn vader heb kunnen voltooien. En al ben ik dan niet sportief aangelegd, ik ben er nu nog steeds trots op.
Zo maakt iedereen zijn eigen overwegingen om bewogen te worden tot meer bewegen of niet. Je weegt voors en tegens af en probeert zo tot een weloverwogen besluit te komen. Hoe dan ook, het komend weekend kunnen de heupjes weer los, want Nederland is gelukkig weer in beweging.
Hele fijne Carnaval gewenst!
Rest mij alleen nog de vraag: waar ben jij trots op? Een keertje mijn antwoord: zie foto.
Marja Verheijen