Dit zou een verhaal ter gelegenheid van Dierendag kunnen zijn. Schrijven over dieren en de liefde ervoor past eerder in de maand oktober en toch plaats ik het om een reden in de decembermaand.
Vroeger hadden wij thuis altijd dieren: katten, hamsters en honden. Ik herinner me nog, dat ik met ons Kaat achterop de fiets met een bepaald doel voor ogen de inrit af fietste. Ons pap riep nog: ”Je gaat niet weer ergens een kat ophalen!”. “Nee, pap, nee!”, joelden we in koor. We kwamen echter terug met een heel schattig hondje, een bol wol op pootjes met prachtige ogen en pikzwarte wimpers van wel drie centimeter lang. We doopten haar Willem, hoewel ze van het vrouwelijk geslacht was. Ons pap was meteen verliefd op haar en heeft in de bossen op de Vilheide wat afgewandeld samen met onze andere hond Tommie, die we echter Piet noemden. Wij waren zo’n gezin, waar iedereen wel een bijnaam had. Later kregen we nog een grote zwarte hond, Bello. Als die zijn middagdutje helemaal uitgerekt op de bank deed, was er voor niemand meer plek over.
We hadden ook regelmatig poezen, waaronder Sloeber en Poemel. Wat hebben wij veel plezier beleefd aan deze speelmaatjes. De poes werd, gestoken in een poppenjurkje, knus ondergestopt onder een dekentje in de poppenwagen en zo gingen wij aan de wandel. Als we de pick up aanzetten, ging menig poes op de ronddraaiende plaat zitten, waardoor wij slechts nog hele langzame muziek met een lage stem te horen kregen. En met kerstmis vonden we steevast elke morgen wel een poes in de kerststal, terwijl alle beeldjes omver geduwd lagen.
Twee maanden geleden zijn mijn beide schoonouders binnen 5 weken overleden. Gon en Geert hadden een hondje, een soort van chihuahua, maar wij vinden het vanwege haar grote oren meer op een vleermuis lijken. Een aantal jaren geleden hadden zij na het overlijden van hun andere hondje haar ergens bij een boer opgehaald. Ze was daar blijkbaar aan komen lopen, had geen naam en haar geboortedatum was onbekend. Aangezien het voor Gon een lot uit de loterij was, noemden ze het beestje Lotje. Gon en Geert zorgden met veel liefde voor haar en genoten met volle teugen. Inmiddels hebben wij ons ontfermd over Lotje. Ik kon het niet over mijn hart verkrijgen, dat ze naar het asiel moest. En wie van de familie moest haar daar dan heen brengen? Zo’n zware taak neemt niemand graag op zich. Bovendien is ze heel lief en heeft ze een goede verstandhouding met Kwiebus, ons andere hondje.
Ik zie het als een eerbetoon aan Gon en Geert om zorg te dragen voor hun dierbaarste bezit en we doen het met alle liefde. Zo’n beestje laat je toch niet alleen.
Zo zijn er in de wereld veel Lotjes, mens of dier, die net als in het kerstverhaal op zoek zijn naar een onderkomen. Die door ziekte, armoede of oorlog de Kerst in eenzaamheid doorbrengen. Die hunkeren naar een dak boven het hoofd, een warm nest, geborgenheid, iets te eten en iemand om dit alles mee te delen. In elke straat woont wel een Lotje, iemand die de kerstdagen alleen doorbrengt en die naar wat gezelschap en genegenheid verlangt.
Ik wens iedereen een fijne kerst toe, hopelijk in het bijzijn van familie en vrienden, want dat is pas een lot uit de loterij.
Rest mij alleen nog de vraag: wie is jouw Lotje met deze kerst?
Marja Verheijen