Elke donderdag pas ik op onze kleindochter Lente, die met volle teugen geniet van een boswandeling in de vroege ochtend.
Ze zoekt takjes, stenen en blaadjes en aan het einde van onze expeditie is het hondenpoepzakje (voor alle duidelijkheid zonder poep) helemaal vol met haar bosvondsten. De stenen gaan eenmaal thuis aangekomen in een lekker warm badje en worden zorgvuldig schoon geschrobd, waarna de schatten worden uitgestald op een dienblad.
Ook geeft ze steevast de boom, die pijn heeft, een dikke knuffel. Ze omarmt de boomstam en geeft een paar zoenen op de schors. De boom is vorig jaar door de organisatie van een mountainbiketocht gemarkeerd met rode verf, omdat ie op het bospaadje staat en daardoor een gevaarlijke hindernis zou kunnen zijn.
Na de film van Woezel en Pip gezien te hebben, die in het bos op zoek gaan naar de Sloddervos, gaat Lente nu ook op speurtocht om dit dier in het bos op te sporen. Laat nu het toeval willen, dat we meteen de eerste keer een vaste wandelaar in het bos tegenkwamen met een prachtige witte hond met een volle vacht en een grote pluimstaart. De Sloddervos!
Blijkbaar wandelen we op donderdagochtend zo’n beetje op hetzelfde tijdstip en wordt regelmatig de zoektocht van Lente beloond met alweer een ontmoeting met de Sloddervos. En als het baasje van de Sloddervos Lente in het bos hard hoort roepen, wandelt ze gewoon onze kant op, zodat Lente weer tevreden de dag kan beginnen.
Zo ga ik ook regelmatig met onze kleinzoon Ties in het bos wandelen. Die heeft meer oog voor het grotere werk dan steentjes en blaadjes en sjouwt wat af met takken, het liefst hele lange. De mooiste exemplaren worden huiswaarts gesjouwd en belanden in onze voortuin, want de beste bosvondsten moet je bewaren. Als ie achter mij aan met zo’n tak door het bos loopt te slepen en te zwaaien, moet ik zeer op mijn hoede zijn. “Ties, ga maar even vóór oma lopen”. Zoals elk kind wil ie natuurlijk weten, waarom. “Nou, dan weet oma zeker, dat ze dadelijk niet zo’n tak achter in de nek heeft”. Pas vond ie onze wandeling toch wel erg lang duren, waarop ik hem de vraag stelde, aan wie dat nou eens zou kunnen liggen.
Soms gaat ie voor het nog ruigere werk en tilt hij complete boomstammen op, nou ja de iets dunnere dan. Hij wil tenslotte de sterkste man van de wereld worden en dan kan de training niet vroeg genoeg beginnen.
Onlangs viel tijdens onze omzwervingen in het bos het oog van Ties op een diamantje, liggend in het zand en verscholen tussen allerlei platgetrapte blaadjes en takjes. Hij was enorm blij met zijn bosvondst en nadat ie het steentje enkele keren liet vallen en weer terug vond, kwam ie eindelijk trots met zijn kleinood thuis aan. Toen ging ik het diamantje eens beter bekijken en woorden als toeval, geluk en bijzonder schoten door mijn hoofd. Wat was nu het geval? De dag ervoor had ik wat zitten fröbelen en daarbij zelfklevende diamantjes gebruikt. Deze blijven nogal snel aan bijvoorbeeld je mouw hangen, want ik vind ze ook wel eens in huis. Op één van de velletjes miste één diamantje, maar die kleur had ik niet gebruikt. Het ontbrekende diamantje kwam qua kleur en maat overeen met het steentje dat Ties een heel eind het bos in op een paadje vond. Ik kon niets anders bedenken dan dat dit diamantje aan mijn kleding was blijven hangen, dat ik het in het bos weer verloren had en dat juist Ties het weer vond, terwijl het bijna onzichtbaar verborgen lag. Toeval, geluk of bijzonder?
Rest mij alleen nog de vraag: wanneer vroeg jij je af of iets toeval, geluk of bijzonder was?
Marja Verheijen,