Op de column “Ge doet toch ôk un stukske over ons schrieve?” van begin dit jaar kreeg ik twee reacties, waarvan er vorige week eentje centraal stond, namelijk die over de relatie tussen postbodes en honden.
Ook kreeg ik een appje van iemand, die met de vraag kwam om een keer een stukje te schrijven over de voetbalvrouwen van Mill en vrouwensport in het algemeen. Nou is sport voor mij niet echt een voor de hand liggend onderwerp en voetbal al helemaal niet. Ik weet namelijk nog steeds niet echt goed wat buitenspel precies is, dus dan begrijpen jullie wel in hoeverre mijn kennis over voetbal reikt. Toen ik nog werkzaam was in het onderwijs vroegen de leerlingen van groep 7 en 8 weleens of we gingen voetballen. Aangezien ik de spelregels niet ken, de bal te snel door de sporthal vliegt en ik ook de spelers niet allemaal kan volgen, zou dat geen goed plan zijn. Maar daar had ik wat op gevonden. Ik legde alle verantwoordelijkheid in de handen van de leerlingen, stelde een scheidsrechter aan en vertrouwde erop, dat zij samen de juiste beslissing zouden nemen. Ik hield alleen in de gaten of er sportief en rechtvaardig werd gespeeld en dat het een leuke en gezellige gymles zou worden. Altijd een succes!
Ondanks mijn geringe kennis van sport wilde ik toch ingaan op de vraag van deze lezeres. Dus ging ik maar eens bij haar op de thee om haar verhaal te horen. En wat was het gezellig! We hebben het over veel meer zaken gehad dan alleen vrouwensport.
Al jong deed ze zelf aan waterpolo in het toen nog bestaande zwembad Het Anker. Dat vond ze een heerlijke en vooral eerlijke sport, omdat mannen en vrouwen op eenzelfde niveau stonden en regelmatig gemengd speelden, waardoor ze zich als jonge vrouw geaccepteerd voelde. En ze waren goed! Zo goed zelfs, dat ze in Brabant hoge ogen gooiden. Op haar zestiende ging ze bij het Millse damesvoetbalelftal en al pratende ontdekken we, dat het tegenwoordig vrouwenvoetbal heet. Als ik het waarom hiervan probeer te googelen, stuit ik op een verbazingwekkend feit. Tot 1969 was voetbal voor vrouwen verboden, omdat zij niet over de kracht en de conditie zouden beschikken en het schadelijk zou zijn voor het vrouwelijk lichaam. Pas in 1971 werd het damesvoetbal officieel erkend door de KNVB. Nou, ons nationale team en onlangs ook de Juliana Vrouwen 1 hebben met hun vechtersmentaliteit wel bewezen, dat dat natuurlijk onzin is. Toch moeten wij met zijn tweetjes concluderen, dat vrouwen in de sport nog steeds ondergewaardeerd worden. Als ze een topprestatie leveren, dan weet iedereen ineens wie Lieke Martens of Sifan Hassan is en wordt er in de media volop aandacht aan besteed. Maar daar buiten is de interesse in de vrouwensport toch echt minder als de belangstelling voor hun mannelijke collega’s.
Dat was ook de ervaring van de destijds jonge voetbalspeelster van Juliana, die inmiddels 66 is, maar het nog steeds een issue vindt. Juliana deed het in haar tijd goed, maar toen daarna de prestaties daalden, werd de publiciteit ook duidelijk minder en waren de trainers en coaches niet meer zo gemakkelijk te vinden. Winnen is toch echt nou eenmaal belangrijker dan het spel. En dat je op zondag 24 maart voor slechts € 7,50 de wedstrijd PSV Vrouwen – Feijenoord Vrouwen kon bijwonen, zegt toch ook al iets.
Dus die Internationale Vrouwendag van 8 maart jl. is ook in Nederland nog steeds nodig, al beseffen wij tweeën terdege, dat in veel landen de rechten van de vrouw nog veel minder gerespecteerd worden.
Zet ‘m op, Julianavrouwen!
Rest mij alleen nog de vraag: wanneer gaf jij je niet gewonnen?
Marja Verheijen,