Vijf volle vuilniszakken had ik bij elkaar gesprokkeld voor Pater Konings. Ik was maar wat trots op me zelf dat ik er afstand van had kunnen doen. Of anders… het had opgegeven dat het me nog ooit zou passen.
‘De kleerkast is nu wel leeg zeker?’ vroeg de overbuurman die ik gevraagd had om de zakken met kleding en schoeisel in de auto te leggen. En tot mijn schaamte moest ik zeggen dat dit niet het geval was. Er zou feitelijk nog veel meer weg kunnen wat ik door al die jaren heen zo verwoed gespaard had. Gekocht en gekregen van mijn schoonzus die het ook opgegeven had dat ze het nog ooit aankon. Toen ik even later naar de markt reed en de wagen die kleding ophaalt niet zag staan was ik even van het padje af. Hoewel ik in eerste instantie op de viskraam ‘inleveren kleding pater Konings’ zag staan. Over verbeeldingskracht gesproken! Toen ik nog eens keek zag ik de viskraam staan maar geen kledingwagen. Wat deed die viskraam daar, op zaterdag? Eindelijk viel het kwartje en besefte ik dat ik een dag te vroeg was. Het was pas vrijdag. Toen ik thuiskwam gaf ik de overbuurman lekker de schuld. ‘Dat komt omdat jij aan het klussen was aan de auto en daarom dacht ik dat het zaterdag was.’ Hij had echter gewoon een vrije dag en ja dat is toch net iets anders. Toen ik de zakken zaterdag afleverde werd ik net als alle anderen bedankt voor het trouw indienen van lompen en kleding voor Centre Simama. Als dank kregen we een Merci chocolaatje dat ik in mijn broekzak stopte. En vergat zodat ik later in een kleverige bruine smurrie greep en in eerste instantie niet in de gaten had waar dat vandaan kwam. Oh ja, het gesmolten chocolaatje.
Een probleem waar ik al dagen tegenaan het hikken was is dat ik een dagje weg ga naar Roozendaal. Na lang twijfelen besluit ik mee te gaan naar een studiegroep voor gelijkgestemden. Omdat ik met iemand mee kan rijden anders zit het er niet in. Aangezien slapen en gapen me nogal eens in de weg zitten en me plotsklaps overmannen, durf ik die lange rit alleen niet aan. Maar gelukkig kan ik meerijden en dat is wel zo gezellig. ‘Je hebt wel kans dat ik op de terugrit even in slaap val, als het op de heenweg al niet is’ waarschuw ik hem. ‘Geen probleem’ had hij geantwoord. Ik had echter gezien dat hij een heel laag model auto heeft. En daardoor sliep ik slecht want ik vrees dat ik niet in de auto kan komen. Laat staan eruit. Dus ik vroeg hem of hij inderdaad een heel laag model auto had. En jawel hoor, iets lager dan bij andere auto’s. ‘Maar je kan de stoel heel gemakkelijk elektrisch in allerlei standen, ook omhoog en omlaag verstellen, wat het in- en uitstappen vergemakkelijkt’ had hij geantwoord. ‘Dat moet lukken en anders help ik je wel’ vertelde hij me ook nog zodat ik hier niet bezorgd over hoefde te zijn. In gedachten zag ik hem, een veel jongere man, aan mij ‘die grijze duif’ trekken en sleuren om me uit de auto te krijgen. Mijn god als het maar geen gênante vertoning wordt. Wat had ik graag fris en fruitig in kunnen stappen en mijn god laat me a.u.b. niet in slaap vallen onderweg. En laat me in hemelsnaam niet snurken. Het schaamteduiveltje danst om me heen en daar moet ik toch echt overheen. In plaats van dat ik degene ben die de ander helpt moet ik nu regelmatig geholpen worden. Maar gelukkig heb ik andere kwaliteiten, denk ik dan maar. Op weg naar een nieuwe ervaring.
Tilly Gerritsma, Mill